LES 197
Ik kan alleen maar mijn eigen dankbaarheid oogsten.
1. Hier is de tweede stap die we zetten om je denkgeest te verlossen van het geloof in een kracht van buitenaf die zich met de jouwe wil meten. 2Je doet pogingen tot vriendelijkheid en vergeving. 3Toch verander je die weer in een aanval, als jij geen uiterlijke erkentelijkheid en overvloedige dankbetuigingen krijgt. 4Je geschenken moeten met ere worden ontvangen, anders worden ze teruggenomen. 5En dus denk je dat Gods gaven op z’n best leningen zijn, op z’n slechtst misleidingen die je van je verdedigingen zullen beroven om te garanderen dat wanneer Hij toeslaat Hij zeker zal doden.
2. Hoe gemakkelijk worden God en schuld verward door hen die niet weten wat hun gedachten kunnen doen. 2Ontken je kracht, en zwakheid moet wel verlossing voor je worden. 3Zie jezelf als gevangen, en tralies worden je thuis. 4Evenmin zul je de gevangenis verlaten of aanspraak maken op je kracht zolang schuld en verlossing nog als één worden gezien, en vrijheid en verlossing niet als verbonden worden beschouwd, met aan hun zijde kracht, die gezocht en opgeëist, en gevonden en volledig kan worden erkend.
3. De wereld moet jou dankbaar zijn wanneer je haar bevrijding schenkt van jouw illusies. 2Maar jouw dank komt ook jou toe, want haar bevrijding kan alleen de jouwe weerspiegelen. 3Jouw dankbaarheid is alles wat jouw geschenken nodig hebben om de blijvende gift te zijn van een dankbaar hart dat voor altijd bevrijd is uit de hel. 4Zou je dit ongedaan willen maken door je geschenken terug te nemen omdat ze geen eer werden aangedaan? 5Jij bent het die ze eer aandoet en ze op een gepaste wijze dank betuigt, want jij bent het die de geschenken ontvangen heeft.
4. Het geeft niet of een ander jouw geschenken onwaardig vindt. 2Er is in zijn denkgeest een deel dat samen met de jouwe dankzegt aan jou. 3Het geeft niet of jouw geschenken verloren en vruchteloos lijken. 4Ze zijn ontvangen waar ze gegeven zijn. 5In jouw dankbaarheid worden ze universeel aanvaard en dankbaar erkend door het Hart van God Zelf. 6En zou jij ze willen terugnemen, wanneer Hij ze dankbaar heeft aanvaard?
5. God zegent elk geschenk dat jij Hem geeft, en elk geschenk wordt Hem gegeven, want het kan alleen worden gegeven aan jouzelf. 2En wat God toebehoort, moet wel het Zijne zijn. 3Maar je zult nooit beseffen dat Zijn gaven zeker zijn, eeuwig, onveranderlijk en onbeperkt, en eeuwig uitdelen, liefde uitbreiden en jouw altijddurende vreugde vergroten, zolang jij slechts vergeeft om weer aan te vallen.
6. Neem de geschenken die je geeft terug, en je zult denken dat wat jou gegeven is, teruggenomen werd. 2Maar leer vergeving de zonden te laten wegnemen die jij buiten jezelf denkt te zien, en je kunt nooit denken dat de gaven van God slechts voor een poosje geleend worden, voor Hij ze weer weggrist in de dood. 3Want de dood zal dan geen betekenis meer hebben voor jou.
7. En met het eind van dit geloof is angst voorgoed voorbij. 2Dank jouw Zelf hiervoor, want Hij is alleen dankbaar jegens God, en Hij dankt Zichzelf voor jou. 3Tot ieder die leeft zal Christus uiteindelijk komen, want ieder moet leven en bewegen in Hem. 4Zijn Wezen is in Zijn Vader zeker, want Hun Wil is Eén. 5Hun dankbaarheid jegens alles wat Zij geschapen hebben kent geen eind, want dankbaarheid blijft altijd deel van liefde.
8. Dank aan jou, de heilige Zoon van God. 2Want zoals jij werd geschapen bevat jij alles in jouw Zelf. 3En jij bent nog steeds zoals God jou geschapen heeft. 4Ook kun je het licht van jouw volmaaktheid niet verzwakken. 5In jouw hart is het Hart van God gelegd. 6Jij bent Hem dierbaar, omdat jij Hemzelf bent. 7Alle dankbaarheid behoort jou toe, om wat jij bent.
9. Zeg dank, zoals jij dank ontvangt. 2Wees vrij van alle ondankbaarheid jegens wie ook die jouw Zelf compleet maakt. 3En van dit Zelf is niemand buitengesloten. 4Zeg dank voor alle talloze kanalen die dit Zelf uitbreiden. 5Alles wat jij doet wordt Hem gegeven. 6Alles wat jij denkt, kunnen louter Zijn Gedachten zijn, omdat je met Hem de heilige Gedachten van God deelt. 7Oogst nu de dankbaarheid die jij jezelf hebt ontzegd toen je de functie die God jou gegeven heeft vergat. 8Maar denk nooit dat Hij ooit opgehouden is jou te danken.