5.
Wat is het lichaam?
1. Het lichaam is een hek dat de Zoon van God zich verbeeldt te hebben neergezet om delen van zijn Zelf af te scheiden van andere delen. 2Binnen dit hekwerk denkt hij te leven, om te sterven als dat afbrokkelt en uiteenvalt. 3Want binnen dit hek denkt hij dat hij voor de liefde veilig is. 4Omdat hij zich vereenzelvigt met zijn veiligheid, beschouwt hij zichzelf als datgene wat zijn veiligheid uitmaakt. 5Hoe zou hij er anders zeker van kunnen zijn dat hij binnen het lichaam blijft en de liefde buiten houdt?
2. Het lichaam is niet blijvend. 2Maar dit ziet hij als dubbele veiligheid. 3De voorbijgaande aard van Gods Zoon is immers het ‘bewijs’ dat zijn omheiningen werken en de taak uitvoeren die zijn denkgeest ze toebedeelt. 4Want als zijn éénzijn nog steeds onaangetast was, wie zou dan kunnen aanvallen en wie zou aangevallen kunnen worden? 5Wie zou overwinnaar kunnen zijn? 6En wie diens prooi? 7Wie zou slachtoffer kunnen zijn? 8En wie de moordenaar? 9En als hij niet doodging, welk ‘bewijs’ is er dan dat Gods eeuwige Zoon kan worden vernietigd?
3. Het lichaam is een droom. 2Zoals andere dromen schijnt het soms een beeld van geluk te schilderen, maar kan het heel plotseling omslaan in angst, waaruit iedere droom ontstaat. 3Want alleen liefde schept in waarheid, en de waarheid kan nooit bang zijn. 4Gemaakt om beangstigend te zijn, moet het lichaam wel het doel dienen dat eraan gegeven is. 5Maar wij kunnen het doel veranderen waaraan het lichaam zal gehoorzamen, door anders te gaan denken over waartoe het dient.
4. Het lichaam is het middel waardoor Gods Zoon zijn innerlijke gezondheid hervindt. 2Hoewel het gemaakt werd om hem zonder ontsnappingsmogelijkheid in te sluiten in de hel, is nu het hemelse doel in de plaats gekomen van het najagen van de hel. 3De Zoon van God reikt zijn broeder de hand om hem te helpen samen met hem de weg te gaan. 4Nu is het lichaam heilig. 5Nu dient het om de denkgeest te genezen, terwijl het gemaakt was om die te doden.
5. Je zult je vereenzelvigen met dat waarvan jij denkt dat het jou veiligheid biedt. 2Wat het ook mag zijn, je zult geloven dat het één is met jou. 3Jouw veiligheid ligt in de waarheid en niet in leugens. 4Liefde is jouw veiligheid. 5Angst bestaat niet. 6Vereenzelvig je met liefde en je bent veilig. 7Vereenzelvig je met liefde en je bent thuis. 8Vereenzelvig je met liefde en vind jouw Zelf.