LES 168
Uw genade is mij gegeven. Nu maak ik er aanspraak op.
1. God spreekt tot ons. 2Zullen wij niet tot Hem spreken? 3Hij is niet ver. 4Hij doet geen poging Zich voor ons te verbergen. 5Wij proberen ons voor Hem te verbergen en lijden onder misleiding. 6Hij blijft geheel toegankelijk. 7Hij heeft Zijn Zoon lief. 8Er is geen andere zekerheid dan deze, maar dit volstaat. 9Hij zal Zijn Zoon voor eeuwig liefhebben. 10Wanneer zijn denkgeest blijft slapen, heeft Hij hem nog altijd lief. 11En wanneer zijn denkgeest ontwaakt, heeft Hij hem lief met een nooit veranderende Liefde.
2. Kende jij maar de betekenis van Zijn Liefde, dan waren hoop en wanhoop onmogelijk. 2Want de hoop zou voor eeuwig zijn vervuld, en elk soort wanhoop ondenkbaar zijn. 3Zijn genade is Zijn antwoord op alle wanhoop, want daarin ligt de herinnering van Zijn Liefde. 4Zou Hij niet graag het middel geven waardoor Zijn Wil wordt herkend? 5Zijn genade wordt de jouwe wanneer jij die erkent. 6En de herinnering van Hem ontwaakt in de denkgeest die Hem het middel vraagt waardoor zijn slaap voorbij is.
3. Vandaag vragen we God om de gave die Hij uiterst zorgvuldig in ons hart heeft bewaard, waar zij op erkenning wacht. 2Dit is de gave waarmee God Zich naar ons toebuigt en ons opheft, waarbij Hij Zelf de laatste stap van de verlossing zet. 3Alle stappen, behalve deze, leren we, door Zijn Stem onderwezen. 4Maar tenslotte komt Hij Zelf en neemt ons in Zijn Armen en veegt de spinsels van onze slaap weg. 5Zijn gave van genade is meer dan slechts een antwoord. 6Zij brengt alle herinneringen terug die de slapende denkgeest vergat, alle zekerheid omtrent wat de betekenis van Liefde is.
4. God heeft Zijn Zoon lief. 2Vraag Hem nu om het middel te geven waarmee deze wereld zal verdwijnen en visie eerst zal komen, met kennis meteen daar achteraan. 3Want in genade zie je een licht dat heel de wereld in liefde omhult en zie je hoe angst van ieder gezicht verdwijnt, wanneer harten zich verheffen en aanspraak maken op het licht. 4Wat blijft er nu nog over dat de Hemel een moment langer uit kan stellen? 5Wat blijft nog ongedaan, wanneer jouw vergeving op alles rust?
5. Het is een nieuwe, heilige dag vandaag, want we ontvangen wat ons gegeven is. 2Ons vertrouwen ligt in de Gever, niet in onze eigen aanvaarding. 3We erkennen onze vergissingen, maar Hij aan wie alle fouten onbekend zijn, is desondanks Degene die onze vergissingen beantwoordt door ons het middel te verschaffen waarmee we ze laten varen en ons in dankbaarheid en liefde verheffen tot Hem.
6. En Hij daalt af om ons te ontmoeten, terwijl wij tot Hem komen. 2Want wat Hij ons heeft toebereid, geeft Hij en ontvangen wij. 3Zo is Zijn Wil, omdat Hij Zijn Zoon liefheeft. 4We bidden tot Hem vandaag en geven slechts het woord terug dat Hij ons via Zijn eigen Stem, Zijn Woord, Zijn Liefde, gegeven heeft:
5Uw genade is mij gegeven. 6Nu maak ik er aanspraak op. 7Vader, ik kom tot U. 8En U zult komen tot mij die vraagt. 9Ik ben de Zoon die U liefhebt.