1. 1Ik heb me vergist toen ik dacht dat ik los van God leefde, als een afzonderlijk wezen dat zich in afzondering bewoog, aan niets gebonden, en gehuisvest in een lichaam. 2Nu weet ik dat mijn leven dat van God is, ik geen ander thuis heb en los van Hem niet besta. 3Hij heeft geen Gedachten die niet deel zijn van mij, en ik heb geen andere dan de Zijne.

2. 1Onze Vader, laat ons het gelaat van Christus zien in plaats van onze vergissingen. 2Want wij die Uw heilige Zoon zijn, zijn zondeloos. 3We willen onze zondeloosheid aanschouwen, want schuld verkondigt dat we Uw Zoon niet zijn. 4En we willen U niet langer meer vergeten. 5We zijn eenzaam hier, en verlangen naar de Hemel, waar we thuis zijn. 6Vandaag willen we terugkeren. 7Onze Naam is de Uwe, en we erkennen dat wij Uw Zoon zijn.