LES 6
Ik voel onvrede omdat ik iets zie wat er niet is.
1. De oefeningen met dit idee lijken erg op de voorgaande. 2Opnieuw is het noodzakelijk zowel de vorm van de onvrede (kwaadheid, angst, zorgen, neerslachtigheid, enzovoort), als de bron, zoals jij die waarneemt, heel specifiek te benoemen bij elke toepassing van het idee. 3Bijvoorbeeld:
4Ik voel me kwaad op ______ omdat ik iets zie wat er niet is.
5Ik voel me bezorgd over _____ omdat ik iets zie wat er niet is.
2. Het idee van vandaag is nuttig voor toepassing op alles wat je vrede schijnt te verstoren, en kan de hele dag door met profijt voor dat doel worden aangewend. 2Niettemin moeten de drie of vier oefenperioden die nodig zijn, worden voorafgegaan door ongeveer een minuut onderzoek van je denkgeest, zoals eerder, waarna het idee dient te worden toegepast op elke onvredige gedachte die tijdens het onderzoek aan het licht gekomen is.
3. Als je meer weerstand voelt het idee op sommige onvredige gedachten toe te passen dan op andere, herinner jezelf dan weer aan de twee waarschuwingen uit de vorige les:
2Er zijn geen kleine vormen van onvrede. 3Ze verstoren mijn innerlijke vrede allemaal evenzeer.
4En:
5Ik kan niet aan deze vorm van onvrede vasthouden en alle andere loslaten. 6Voor het doel van deze oefeningen beschouw ik ze daarom allemaal als gelijk.